Woorden behorende bij de tekst “De geschiedenis van Twisk”

 

1255;

http://www.twisca.nl/beeldbank/large/f20.jpg

Twisca, is de oudste naam die ons bekend is welke dateert uit ongeveer 1245. Verder komt Twisk ook nog voor op een oude rekening in het rijksarchief te Den Haag. Later wordt meer het woord Twisch gebruikt. De naam is door de tijd regelmatig enigszins veranderd.

Er is een theorie, dat de huidige dorpssloot, als riviertje, “de Twisse “ heette.

Het feit, dat in het verre verleden de meeste informatie bij mondelinge overlevering ging, zal hierbij wel een rol spelen.

Twisk werd op 2 februari 1414 door Willem VI, samen met Abbekerk, Midwoud en Lambertschaag verheven tot de Stede Abbekerk. Twisk bleef verbonden aan Abbekerk; het was een onderdeel van de ambtsheerlijkheid Abbekerk-Twisk-Midwoud-Lambertschagen. Dit ambtsheerlijkheid werd in 1742 voor fl. 5000,00 verkocht aan de regenten door de staten van Holland en West-Friesland.

Van 1979 tot en met 2006 was het dorp een onderdeel van de gemeente Noorder-Koggenland. (Abbekerk, Hauwert, Lambertschaag, Midwoud, Oostwoud, Opperdoes en Twisk) Medemblik ontstond uit een fusie met de gemeenten Noorder-Koggenland en Wognum per 1 januari 2007, gevolgd door een fusie met de gemeenten Wervershoof en Andijk per 1 januari 2011.



1282; Fostedina

Het feit, dat er in Twisk een wijkje is met de naam “Fostedina, dat weer vernoemd is naar de boerderij K 161, die er voor staat, geeft aanleiding hier wat aandacht aan te besteden.

Er zijn over de persoon “Fostedina” nogal wat legendes in omloop in diverse varianten. Eén is: Het huidige Helgoland ( Denemarken) was ooit het prinsdom Fosite, genoemd naar de vredesgod. Willibrordes, die ook hier predikte en probeerde de bewoners te bekeren tot het christendom, had koeien laten slachten en vee laten drinken uit de heilige bron. Twee doodzonden, waarvoor hij gevangen genomen werd en voorgeleid aan de vorst. Deze besloot Willibrordus uit te leveren aan de Friese Koning Radboud, die toenmaals resideerde in Medemblik. Om er zeker van te zijn, dat alles goed zou verlopen, stuurde de vorst zijn dochter Foste Dina mee met de troepen die Willibrordus naar Medemblik moesten brengen.

Waar de vorst echter al bang voor was geschiedde, tijdens de reis bekeerde Willibrordus zijn begeleiders met inbegrip van Foste Dina.

In Medemblik aangekomen ontdekte Radboud onmiddellijk wat er gaande was en liet de Denen gevangen nemen. Radbouds zoon Adgil had bij aankomst van de Denen al direct z’n oog laten vallen op de bevallige Foste Dina, die op haar beurt ook door cupido’s pijlen werd getroffen. Foste Dina kon het niet verkroppen dat haar landgenoten gevangen zaten en bevrijdde de manschappen. Deze waren haar daarvoor zeer dankbaar en zochten snel een veilig heenkomen. Radboud was woedend, liet Foste Dina gevangen nemen en veroordeelde haar ter dood. Adgil was ten einde raad en smeekte zijn vader het vonnis niet uit te voeren.

Uiteindelijk bleek ook Radbouds hart niet van steen, maar hij wilde geen gezichtsverlies lijden en hij besloot de straf om te zetten in een dag aan de schandpaal staan, getooid met een doornenkroon. De schande werd overwonnen en de wonden genazen, maar Foste Dina hield er wel lelijke littekens aan haar hoofd aan over die, niet meer verdwenen. Zij bedekte deze met een sluier, die om haar voorhoofd vastgehouden werd door een brede gouden band.

Hier ontstond mogelijk de oorsprong van de Westfriese tooi.

De romance tussen Foste Dina en Adgil duurde voort en het paar besloot te huwen. Willibrordus zegende het huwelijk in en zij vestigden zich in Twisk op de plaats waar nu de boerderij Foste Dina staat. Als een vorst zich laat bekeren tot het christendom, volgde de bevolking ook. Zo kan men stellen dat Foste Dina en Willibrordus verantwoordelijk zijn voor de komst van het christendom in West-Friesland.


1300; De Westfriese omringdijk.

 

Nederland betekent “laag land”. Aan dat land ligt meestal veel water, waar de Westfriezen hun hele leven al mee te maken gehad hebben.

Al voor 1300 werd er veel land ontgonnen en werden wallen en binnendijken aangelegd.

Meestal waren het de landheren, die voor het onderhoud zorgden. In West-Friesland echter waren het de dorpsgemeenschappen, die gezamenlijk optrokken om de wateroverlast te bestrijden. De dijk van Barsingerhorn naar Medemblik kwam in 1335 gereed en Philips de Goede bepaalde in 1436, dat deze dijk weer hersteld moest na de bekende Elisabethvloed van 1421. Voor de Twiskers wordt het jaar 1487 interessant. Er zijn dan afspraken met burgers over het onderhoud van de dijk. Op 14-04-1487 verschijnen voor de schepenen van de Stede Abbekerk Jan Wyatszn. (schepen van Twisk), Claes Pieterszn. (schepen), Albert Janszn.(schepen) en Jan Willemszn. ( burgemeester van Twisk). In die tijd moesten de eigenaren van land eventuele schade aan de zeewering zelf herstellen.

Hiervoor kwam een verplichte kostendeling voor de gehele buurtschap. Dit besluit werd genomen om “ Nutschap ende oirbaer van de gemeenen buuren”. Het ging toen nog om dijkvakken, die door niet voorziene omstandigheden, zoals storm en onweer werden vernield.

Een werkelijke verbetering zou pas 76 jaar later komen, want in 1563 werd in een charter bevestigd, dat de Rijckdomme en gemeene buren van Twisch overeengekomen waren, dat het totale onderhoud van de Twisker zeedijken ( gezamenlijk) werk zou zijn.

Hoogstwaarschijnlijk zal men het dijkwerk nu bij openbare aanbesteding hebben aangeboden. De betaling van de aannemers werd vervolgens op de dorpsrekening geboekt.

Dat het onderhoud van de dijk niet altijd door één persoon of familie was op te brengen was te zien aan een aantal gevallen van “spagestoken” land. We spreken dan wel over de 18e eeuw. Als iemand landbezit had, was deze man verplicht de dijklasten te dragen. Lukte hem dat niet meer, dan begaf hij zich slechts gekleed in een lang hemd, naar de dijk en stak daar zijn schop in. Dit was een publieke erkenning van faillissement. Lang niet altijd kwam een ander dat stuk land in bezit nemen en bleef het land zonder eigenaar en werden de dijkgelden niet betaald. Dit werd “spagestoken land” genoemd. Dit land verviel dan vaak aan het dorp of aan de kerk, dat het eventueel weer kon doorverkopen.

Het onderhoud van de zeedijk was van levensbelang, wat wederom bleek in 1570.

Het was toen inmiddels wel een echte dijk geworden, maar de beruchte Allerheiligenvloed maakte veel slachtoffers. De hoge zeedijk bij Medemblik en de Wierdijk bij Enkhuizen bezweken. Dit had ook ongetwijfeld directe gevolgen voor Twisk. Dirk Burger van Schoorel, kroniekschrijver van Medemblik, spreekt over een verschrikkelijke overstroming die aan tweehonderdduizend mensen het leven kostte. Gezien het aantal inwoners lijkt dit getal niet waarschijnlijk en zal het eerder over 200 gaan, wat echter in verhouding toch heel veel is.

De avond voor Allerheiligen bezweek in de nacht de hoge dijk bij Medemblik. Alle mensen moesten razendsnel de hoogste gebieden in hun dorp opzoeken, want het water werd door de Noordwester storm de polder ingedreven en juist op dat moment was het ook nog springtij. Pas in de volgende morgen kreeg men te zien, wat de storm had aangericht.

 

 

1395; De Nederlands Hervormde Kerk

De ouderdom is niet met zekerheid te zeggen, Het register van de plaatselijke Kerkorde dateert van 1658. De doop- en trouwboeken gaan terug tot 1656 en 1657. Van de periode van voor de reformatie (1517) is niets bekend. Voor verdere details zie de website www.pg-thomas.nl

 

 

Willem VI / Stede Abbekerk.

 

Willem VI was van 1345 tot 1417 graaf van Holland en Henegouwen en hertog van Beieren.

Op 2 februari 1414 hief graaf Willem VI het Oosterbaljuwschap van Medemblik op. Abbekerk, Twisk, Lambertschaag en Midwoud werden verheven tot “Stede Abbekerk”. Stede Abbekerk had dus echte stadsrechten! Waarschijnlijk legde Abbekerk het meeste geld op tafel om de stadsrechten te kopen. Vandaar de naam “Abbekerk”. Wat inwoneraantal betreft, kon de banne Twisk Abbekerk makkelijk evenaren.

Maar veel geluk had de kersverse stad niet. Het was juist een roerige tijd. In de strijd tussen de Hoeken en de Kabeljauwen had Stede Abbekerk voor de verliezende partij gekozen: de Hoeken van gravin Jacoba van Beieren. De toenmalige hertog van Bourgondië, Fhilips de Goede, trad erg streng op. Alle privileges en handvesten raakte Stede Abbekerk kwijt.

Dat gebeurde in 1426. De straf kon alleen teniet gedaan worden door een boete te betalen van 2560 kronen. Stede Abbekerk was niet in staat dat bedrag te betalen. Vandaar dat de stads brieven in Hoorn ingeleverd moesten worden.

 

 

1426;  De opstand van het Kaas- en Broodvolk.

 

Eind 15e eeuw ging het economisch wat minder in West-Friesland. Het volk wilde belastingverlagingen. Nadat een protest in 1491 in Hoorn niets had opgeleverd, braken er rellen en ongeregeldheden uit. Een legertje boeren uit West-Friesland en Kennemerland trok met dorsvlegels en hooivorken ten strijde. Op hun schilden hadden ze kazen en broden geschilderd. Het oproer werd bekend onder de naam “de opstand van het Kaas- en Brood- volk” Toen ’t tot een treffen kwam met het leger van de graaf, hadden de boeren geen schijn van kans. Het duurde nog geruime tijd voordat West-Friesland zich had hersteld van de economische recessie en de opgelegde boetes.


1428;

Vanaf 25 november 1428 bleef de relatie tussen de hertog en de nieuwe stad wat wantrouwend: hij vertrouwde de West-Friezen niet. Hun rechten mochten ze echter wel in de praktijk brengen. In 1436 kregen de nieuwe stedelingen alle handvesten en privileges terug.

Dat deed hij natuurlijk niet alleen uit naastenliefde, maar hij bedong er een “bede” bij, die vaak bestond uit een “eenmalige“ belasting, die betaald moest worden in ruil voor een privilege.

 

 

1517;  Greate Pier.

 

Graaf Wilem IV overleefde een van de strooptochten naar Friesland niet. Karel van Gelre kwam de Friezen te hulp en verwierf de steun van een Friese boer uit Kimswert, Pier Gerlofs Donia, die de bijnaam “Greate Pier” had. Hij had al zijn familieleden en bezittingen verloren bij een van de moordpartijen en verwoestingen door de soldaten van Karel V en koesterde een haast redeloze haat tegen alles wat Hollands was. Hij had een van de mannen van Gelre in Kuinre, een zekere Erkelens, ontmoet en sloot hiermee een akkoord om samen met hun manschappen de Hollanders in eigen huis aan te vallen. De tocht naar Holland kreeg de naam : “Die reise up die Hollanderen”. Greate Pier had veel aanzien in Friesland. De geschiedschrijver Petrus van Thabor, die Pier goed gekend heeft, geeft de volgende karakteristiek: “ Een groet swaer man mit grote oghen ende een groten baert, ende gruweliken van aensyen, sonderlingh als hij toenich was; ende hij was grof en plomp van spraeck ende wesen; want hij en costenyet bequaem en spreken voert recht ofte voer heren; mer mit sin grove Fryesche slaghen quam hij mede vort, ende dat gyng hem alsoe plomp of, dat alle menschen, die daer by stonden, worden beweghen tot lachghen; ende hij froem ende fel op de vianden, mer hij was redelyk van herten als een Kersten man, want hij hadde een goede meyninck.”.

 

Op 15 juni 1517 heeft Pier even goed huis gehouden onder de Hollanders. Die hadden de zaak namelijk weer eens vreselijk bedonderd. Duitse soldaten hielden namelijk grote rooftochten in Friesland en de rijke kooplieden uit Medemblik kochten deze spullen en verkochten alles weer voor hoge woekerprijzen aan de Friezen terug. Friesland werd helemaal leeggeroofd! Dit kon Pier natuurlijk niet aanzien.

Toen Pier naar Holland wilde, ronselde hij 400 schepen en 10.000 man.

Samen met Erkelens, die erg veel soldaten in dienst had, spraken ze af in Kuinre. Ze gooiden het op een akkoordje en spraken af om naar Medemblik te gaan.

“We slaan daar alles kort en klein en roken ze uit”.  Enz. enz.

 

De gemeente Leeuwarden is in het bezit van het zwaard van “Pier”. Het is een zogenaamd “Twee hands slagzwaard” en 2.13 m. lang. In de gemeente Kimswerd staat een beeld van Grutte Pier.

Zie voor een uitgebreid verslag ons 7e jaarboek blz. 28.

 

 

1526; De toren met klokkenstoel, van de Nederlands Hervormde Kerk.

 

De in omstreek 1500 gebouwde toren , met een achtzijdige gemetselde spits, is 46 m. hoog en is volgens staatsregeling van 1798 eigendom van de Burgerlijke Gemeente. Men moest n.l. in tijde van oorlog zicht kunnen hebben op de vijand. De toren is in 1976 en 2005 gerestaureerd.

De klok weegt 800 kg. En heeft een doorsnee van 1 m. Hij is gegoten in 1521 door J. van Wou en G. Schoonenborch.

Op 1 maart 1943 werd de klok door de Duitsers uit de toren geroofd, maar werd na de bevrijding teruggevonden in een gemeentelijke opslagplaats in Groningen, vanwaar hij weer is teruggebracht naar de Twisker toren. Het randschrift op de klok luidt: JHezus Maria Johannes Wou Fudere GHerardis Sconborch Johannes Anno domini Mccccc ende XXI.

 

 

1550;  Doopsgezinden, Mennonieten

 

Aanhangers van Menno Simons.

In Twisk woonden t.o.v. de omliggende dorpen veel aanhangers van het Doopsgezinde geloof. Het kerkje ( vermaning) is gebouwd in 1867 in eclectische trant. De naam van de architect is niet bekend. Het is een eenbeukige bakstenen kerk (in kruisverband gemetseld), door een zadeldak met blauw geglazuurde Hollandse pannen gedekt.

Het is een rijksmonument geregistreerd onder no. 510893. Dorpsweg K 149 Twisk.

 

Menno Simons, geb. in Witmarsum  was een Nederlands voormalig rooms-katholiek priester en leiding gevende anabaptistische reformator. Hij werd in Utrecht tot priester gewijd en aangesteld als kapelaan in Pingjum. Hij sympathiseerde aanvankelijk met Luther maar voelde zich later meer aangetrokken door Huldrych Zwingli. Rond 1531 raakte hij onder de indruk van de uit Zwitseland stammende anabaptisten, ook wel dopers of wederdopers genoemd.

Hij preekte in de jaren 1534-1536 vurig tegen de militante praktijken van Jan van Leiden en Jan van Batenburg. Hij liet zich in 1535 opnieuw dopen ( wederdopen), want hij was als kind al gedoopt in de katholieke kerk. Simons was streng op de levenshouding: de gemeente moest ” zonder vlek of rimpel zijn”. Hij verwierp de kinderdoop als bijbels niet gefundeerd.

De volwassen doop is tot op de dag van vandaag bij de Doopsgezinden nog steeds van toepassing.

 

 

1563;  Westfriese Omringdijk.

 

Het totale onderhoud van de Twisker zeedijk wordt voortaan ” gemeen werk” ( gezamenlijk).

“burgemeester ende Scepenen in Twisch oirconden, ende kenne, dat die rijckdomme en gemeenen buijren van Twisch geaccordeert ende over enen gecomen sijn, dat van nu voort an, alle die Twisker Zeedijck gemeen werck sall sijn… In kennisse des waerheijts heb ick Aerian Jansz. Langedijck duer bevel van Burgemeester en Scepenen voors. Mijn gewoonlijcken zeegel an deesen brieff gehangenden  XXX en Maij Anno ende LXIIJ”.

 

 

1566;  Ketters.

 

De ketters waren het niet eens met de omwenteling van het Katholicisme en gingen er vanuit, dat de pastoor in ieder geval wel voorop zou gaan.

 

 

1567;  Prins van Oranje.

 

In 1567 trekken plunderende troepen door Twisk, maar ditmaal in de naam van de Prins van Oranje. De “heer van Brederode” was op weg naar Medemblik. Enkele dagen daarna achtervolgden soldaten van de graaf Van Megen, in naam van de koning, de “heer van Brederode”. Ook zij trekken door Twisk en gedragen zich waarschijnlijk niet anders dan de eerste groep soldaten. De soldaten van de heer van Brederode vluchtten met al hun aanhangers naar o.a. Engeland en Oost-Friesland. Hier organiseerde men een bewapende schutterij. Waarschijnlijk haalde het niet veel uit, gezien het feit dat veel dorpen een jaarlijkse “afkoopsom” moesten betalen aan de Geuzen. Deze afpersingsmanieren duurden tot ca. 1575.

 

 

1587;  Jan Pieterszn. Coen.

 

Er is veel geschreven over de verwantschap van Coen met Twisk. Er wordt geschreven dat hij op 8 januari 1587, hoewel soms ook op 7 januari, gedoopt zou zijn in Hoorn. Zijn ouders woonden de dag daarvoor nog in Twisk. Zijn vader was Pieter Willemsz. ( ca. 1561) afkomstig uit Twisk. Zijn vader was twee jaar daarvoor nog koopman in San Lucar en actief in de zouthandel. Coen had een jongere zuster, Aafje Coen. Zijn moeder overleed tijdens de geboorte van Aafje in het kraambed.

 

 

1630;  Kerkepaden.

 

Voordat de Bennemeer drooggemalen werd, kon men via een landpad, soms van div. eigenaren, naar zowel Abbekerk als naar Benningbroek. De dijkgraaf gaf aan het bestuur van het waterschap na enkele jaren aan de z.g.n. Kerkepaden weer in ere te herstellen.

In 1607 werden door burgemeester en schepenen al rechten van ‘overweg’ vastgesteld.

 

 

1646;  Bullestiek.

 

De ‘bullestiek was als regel een vereniging die een aantal bullen had en de ‘Bulloper’ ging langs de boeren om de koeien te laten dekken, indien nodig. Hij had daarvoor een hoorn bij zich en blies daar met enige regelmaat op, zodat de boeren hem konden roepen. De meeste dorpen hadden een ‘bullestiek’. In Twisk is hij opgericht rond 1820.

 

 

1650;  Vier Heemskinderen.

 

Er waren echter nog meerdere schippers in Twisk, b.v. Pieter Aldertsz. Grootschaar, Adriaan Poulusz. Streek en Dirk Michielsz. Langedijk. De meeste zeelieden beschikten over een maritieme achtergrond, maar hun loopbaan werd ook bepaald door de functie die hun vader vervulde of had vervuld.

 

 

1656;  Schoolmeester.

 

Ook moesten de kinderen de psalmen van David aan het begin van de middag en aan het eind van de middag zingen. Tenslotte moest hij de kinderen onderwijzen in de burgerlijke plichten en zedelijkheid en natuurlijk alle plichten van de Goddelijke zaligheid. Als neven taak moet hij alle dagen de klok luiden en stellen; voor de preek moet hij ook de klok luiden. Tijdens de dienst moet hij voorzingen en voorlezen.


1667;  Karcke boeck van Twisch.

Het originele Kerke boek van 1658 tot 1755 is in zijn geheel vertaald en opnieuw uitgegeven. Het is nog verkrijgbaar. Info: twisca@live.nl

 


1670; Wie kan uitleg geven van deze tekst ?

 

 

1668;  Trijn Dircks.

 

De vroedvrouw of vroemoer werd gezien als wijze vrouw. In het “Karckeboek van Twisch” den 20 nov. 1678 wordt Trijn Dircx vroemoer om “dronkenscappen” afgehouden van de tafel des Heren. Op 26 febr 1679 wordt Trijn Dircks vroemoer na een ernstige bestraffinge en vertoon van de scadelijcken en scandelijken van hare sonde, siende haer daer over met leedweesen aengedaen, hebben de kerckeraet, wederom toegelaten.

 

1686-10-05; “Trijn Dirks vroedwijf, sig een en andermaal, in dronkenschap verlopen hebbende, bijzonder, even na het voorgaande Avondmaal des H. op de allerergerligste weijse, ’t eenemaal onbekwaam sijnde, tot uitvoering van haar ampt, tot welke ze geroepen zijnde, in plaats van sulx, niet anders deed dan slapen, ja, schelden omtrent vele daar bij zijnde, buijrwijven, en andere, so ist dat de E. Kerkenraad, haar belast heevt, voor het tegenwoordige, van de tafel des H. af te blijven.

 

28 december: Trijn Dirks, Vroedwijf, sig weder wel gedragen hebbende, en haar droeveg over haar voorgaande sonden, getoont hebbende, nevens een belovte van voorsigtiger en betaamlijker wandel, is, na een ernstige vermaning, genodigt en gekomen aan des H.H.tafel.

 

1690-06-30;  Trijn Dirks is opnieuw geweerd van het H. Avondmaal wegens dronkenschap.

Op 24 sept. doet ze weer berouw, belooft opnieuw beterschap en mag weer verschijnen aan de tafel des H.

 

1175;  Dijkdoorbraak

 

Withoos1000px

Matthias Withoos schildert herstelwerkzaamheden aan Zuiderzeedijk bij Schardam.

(schilderij in bezit van Westfries Museum te Hoorn)

 

Het Westfries Museum Hoorn heeft een bijzonder schilderij weten te verwerven, dat bijna 340 jaar in handen is geweest van de familie Van Foreest. Het is het enig bekende schilderij uit de Gouden Eeuw waarop werkzaamheden aan een dijk staan afgebeeld. In dit geval de Zuiderzeedijk bij Schardam, die was doorgebroken tijdens de Allerheiligenvloed van 1675, waarbij grote delen van Westfriesland onder water kwamen te staan. Het zeer gedetailleerde doek is geschilderd door Matthias Withoos.

In de nacht van 4 op 5 november 1675 werd Westfriesland getroffen door een watersnood die zijn weerga niet kent. Rond vier uur ’s nachts brak de dijk tussen Hoorn en Scharwoude door. Het water sloeg een gat van 120 meter in de zeedijk.

De Gecommitteerde Raden in Hoorn, het dagelijks bestuur van de Staten van Holland, namen de leiding in het herstel van de dijk. Honderden arbeiders werden opgetrommeld. Met grote heistellingen werd buitenom het gat een dubbele rij zware palen in zee geheid. De dijkwerkers vulden de ruimte tussen de palen met hooi, stro en wier. Op 29 november om negen uur ’s avonds was de dijk dicht! Secretaris Jacob van Foreest van de heren in Hoorn was erbij. Hij noteerde hoe hij om negen uur ’s avonds over de herstelde dijk was gelopen.

Helaas stak op zaterdag 4 december 1675 een nieuwe storm op. De dijk brak weer door. Al het werk was voor niets geweest. Er verdween zelfs nog meer land onder water. De arbeiders gingen opnieuw aan de slag. Ze heiden nu nog verder in zee een driedubbele rij palen. Tijdens dat werk verdronken twee mannen nadat hun bootje was omgeslagen. Een derde liet het leven onder een heiblok. Op 21 januari 1676 was de doorbraak eindelijk degelijk gesloten.

Secretaris Jacob van Foreest gaf de schilder Matthias Withoos opdracht om dit waterstaatkundig huzarenstukje vast te leggen. Dat Withoos niet op ‘van horen zeggen’ is afgegaan, maar daadwerkelijk aanwezig is geweest bij de werkzaamheden bewijst een rood-krijt tekening die in de Provinciale Atlas in Haarlem wordt bewaard. Zeer gedetailleerd brengt hij de werkzaamheden in beeld, de heiconstructies, de lastige werkomstandigheden vanwege een sterke stroming.

Bijna 340 jaar is het schilderij eigendom geweest van de familie Van Foreest. Met steun van Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, De Nederlandse Waterschapsbank, Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds, Stichting Kerkmeijer De Regt en de Vrienden van het Westfries Museum heeft het museum dit voor Nederland unieke schilderij kunnen verwerven. Het is vanaf 28 maart 2015 in het museum te zien.

 

1700;  Dorpskist.

 

In de dorpskist werden alle Gemeentelijk stukken bewaard. Er wordt over geschreven:

“Is mede gereesolveert om een grote kist te laten maecken om het dorpsboecke, en brieve ende obblijgaties van de arme en kerck daer in te leggen en die toe meester Jans te setten en te laete blijven met  twee sloote daer an en het dorpskist met hetgeen de burgemeester van noodt heeft over te brengen gelijck voorheen aen de regerende burgemeester”.

De raadsvergaderingen werden tot 1911 in de kerk gehouden.

 

 

1713;  Liever arm als verzopen.

 

I.v.m.  met de aantasting van de paalworm, die waarschijnlijk met de VOC schepen is meegekomen, braken de palen als lucifershoutjes af en kwam er een groot probleem om de West-Friese omringdijk te beschermen. Nadat er allerlei plannen bedacht waren kwam men uiteindelijk toch uit op het aanbrengen van stenen. Aanvankelijk zocht men die in Nederland en ging men hunebedden slopen, maar daar werd gelukkig een stokje voor gestoken. Daarna zijn er enorme bedragen uitgegeven om stenen uit o.a. Noorwegen, Duitsland en Belgie te halen.

Pas later, in 1800 ging men over op basalt.

 

 

1713;  Samenwerking met Opperdoes bij brand.

 

Soo is verstaan om met haar ( Opperdoes) te contracteren dat wanneer ons het noodlodt van brant quam te gebeuren dat sij aanstons gereet moeten sijn met haar brandspuijt en volck wanneer se het quamen te sien of op ons te kennen geven en wij desgelijckx soo wederom aan haar. Maar indien het quam te gebueren dat in beide dorpen te gelijck brant ontstont dat dan ider sijn spuijt dan self soude houden. Maar soo het gebuerde, dat onse nabuerige dorpen onse spuijten van nooden hadden te ons een van beijde het ongeluk trefte dat sij of wij dan voor souden moeten gaan”. 

 

29-12-1713,

De uiteindelijke resolutie over de samenwerking met Opperdoes in zake brand luidt:

“Dat in tijt van Noot (welk Godt verhoede) malkanderen, soo met volk als onse Brantspuijten, tsij, of den een, of den ander sulx eerst quame te sien of op des eens of des anders kennen geven, die het ongeluk van brandt mogte komen te treffen, aanstonts gereedt moeten sijn, malcanderen bij te staen, ende te helpen. Ende indien het quame te gevallen, dat beijde de voorn: Dorpen te gelijk brandt ontstond, dat als dan ider Dorp niet gehouden sal sijn, na elks anders te gaen ofte te helpen. Eijndelijk in gevalle het quame te geschieden, dat ons naburige dorpen in geval van Noot, des eens of des anders spuijt begeerden, ende in des eens of des anders Dorp, mede Brandt ontstond, dat als dan den een of des anders Dorp voor een van onse Naburige Dorpen sullen voor gaen”.

 

 

1726;  Jan Poulusz….

 

Aanvankelijk bedankt hij voor de baan als koster en schoolmeester te Twisk.

Er was verschil van mening over het salaris, maar tijdens de stemming blijkt, dat het salaris hetzelfde blijft: loon f 150.- per jaar en f 36.- voor de kostersbaan. Hij heeft vrij wonen en ontvangt leergeld van de kinderen. Dit laatste is interessant. Hij krijgt van elk kind dat,

·              Lezen en spellen leert 1 stuiver per maand.

·              Lezen en schrijven leert 1 ½ stuiver per maand.

·              Rekenen leert 6 stuivers per maand.

·              Zingen leert 8 stuivers per maand.

De kinderen die aan het Oosteinde en de Zuiderweg wonen moeten hetzelfde betalen.

De nieuwe schoolmeester/koster heeft in de hooitijd (zomer) 4 weken vakantie. Als schoolmeester mag hij niet tot de vroedschap toetreden, wel als hij zijn baan opgeeft.

 

 

1731;  Preekstoel.

 

 De preekstoel met klankbord en trap zijn vervaardigd in 1731. In de velden van de kuip bevinden zich 5 wapenschilden met de 4 evangelisten en hun symbolen en bijbelse voorstellingen. Op de preekstoel een rijk bewerkte koperen lezenaar op arm met hieronder het wapen van de gemeente Twisk en “anno 1731”. Een houten imitatie hiervan doet eveneens dienst als lezenaar en wordt geflankeerd door 2 koperen blakerarmen. Aan de voet van de kansel een koperen doopbekkenhouder. Verder een doophek, 18e eeuws met kaarsenarm en lezenaar met het wapen van Opperdoes en 2 zestienarms kronen.

 

 

1768;  Veerdienst Twisk / Hoorn.

 

Pieter Heddesz. Rooker wordt aangesteld voor de veerdienst van Twisk naar Hoorn. Hij moet: “om alle vrijdagen soo lange hij schipper is ’t dorp Twisk met een Clapper langs te gaan Clapperen, en de Vragt van de Burgeren en inwoonders optehalen, en Saturdagsmorgens Vroeg of in de winter somtijts Vrijdags savonts met de schuijt of soo’t somers niet door droogte kan, dan met wagen, en ’s Winters als ’t vriest dan soo’t maar ’t best kan, en ten Meesten gerijve van de Burgeren, en inwoonders alles wat hem in behoorlijkheijd gelast werd aanwaartenemen; en van daar ook weder te rug te brengen, al’t gene Twisk moest worden geaddresseert, mitsgaders soodanige goederen als hem door onse Burgers, en inwoonders in beoorlijkheijd werden gelast mede te brengen, en op de Goederen te passen, dat daar aan geen schaade geschiede, of bij manqeuement van dien, deselve schaade door versuijm van hem veroorsaakt, te vergoeden”.

 

 

1772;  Bulloper.

 

Teunis Claasz, de bulloper, moet zijn stier naar “tochtige” koeien brengen. Het jaarsalaris wordt bepaald op f. 150,00, hij mag de weide van de koster vrij gebruiken, weliswaar met enkele  onderhoudsverplichtingen. In de zomer moet hij 3 stieren in de weide van voedsel voorzien, in de winter hetzelfde, maar dan voor 2 stieren in de stal. Van hooi wordt hij voor een groot deel gratis voorzien.

 

 

1774;  Brandspuit.

 

Bespreking met de “Opperhoofde van de Brandspuijt”. Bij het uitlenen van de brandspuit aan Oostwoud tijdens een brand op 22 december 1773, zijn de kosten f. 50,00. Oostwoud verzoekt het hele bedrag niet te hoeven betalen, omdat “vele van haar inwooners van niet veel vermogen ware”. Voor een keer wordt aan Oostwoud f. 30,00 in rekening gebracht.

 

 

1782;  Hooijlegger.

 

Jacob Vroom wordt benoemd tot “hooijlegger”te Twisk. Elk jaar krijgt hij daarvoor f. 3,00.

Wie weet wat een “Hooijlegger” is ? Mogelijk hetzelfde als een “Hooijsteker”?

 

 

1797;  Dorpswacht.

 

De “Dorpswacht”, moet door iedere man boven de 18 gelopen worden als hij een eigen haard heeft. Hij mag ook iemand voor hem laten lopen, als hij vrijgesteld is vanwege ouderdom of gebrek. De wacht bestaat uit 4 mannen, 2 vanuit het Oosteinde en 2 vanuit het Westeinde. ’s Avonds om 23 u. moeten zij zich melden bij het wachthuisje. 2 lopen de wacht richting het westen en 2 lopen de wacht richting het oosten. Elk heel uur dienen zij weer terug te zijn bij het wachthuisje. Dit gaat zo door tot 4 u. ’s morgens. Hun loon bedraagt 6 stuivers. De wacht moet buiten op straat blijven en zich voorbeeldig gedragen. Verdachte personen dient men onmiddellijk aan te houden. Men mag geen haard in het huisje laten branden of een ander licht. Hij die “vergeet”wacht te lopen, krijgt een boete van 12 stuivers. Nadat iemand daadwerkelijk heeft gelopen, geeft hij de lans door aan zijn buurman voor zonsondergang. Als hij dit vergeet mag hij de volgende nacht zelf nog een keer lopen.

 

 

1811;  Gemeentelijke samenvoeging.

 

Oostwoud, Midwoud, Hauwert en Nibbixwoud worden verenigd tot gemeente “Nibbixwoud”. Twisk met Opperdoes tot de gemeente “Twisk”. Benningbroek en Sijbekarspel worden de gemeente “Sijbekarspel’. Abbekerk en Lambertschaag wordt een zelfstandige gemeente. In 1816 verleent de Hoge Raad van Adel het Gemeente wapen aan Twisk.








1825;
  Onderwijsbijdragen.

 

…..noodigen bevoegde sollicitanten uit, tot den vacanten post van openbaren Onderwijzer in deze Gemeente. Alle zoodanige Onderwijzers moeten voorzien zijn van eene acte van den tweeden of derden rang, getuigenis hebben van goed zedelijk gedrag en van klassikaal en oordeelkundig onderwijs. Zij kunnen zich in persoon aanmelden op den 15, 22 en 29 der maand Mei; wanneer hun gelegenheid gegeven zal worden, om door proeven hunne geschiktheid tot den post van Voorlezer en Voorzanger aan den dag te leggen. De voordelen, aan dezen post verbonden, zijn : jaarlijks tractement van f. 250,00 en vrije woning; de schoolgelden van tien tot veertig cents, die men op f. 160,00 a f. 170,00 wil berekend hebben; de belooning als koster en Voorzanger bedraagt f. 50,00 en eenige kleine emolumenten.


1855;  Het Nutsdepartement Twisk.

 

 In 1784 werd de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen te Edam opgericht door Jan van Nieuwenhuijzen, doopsgezind predikant te Monnickendam. De afdeling Twisk werd op 9 februari 1855 opgericht en startend met een 20 tal leden.

Het bestuur ging voortvarend te werk en richtte diverse onderafdelingen op die echter allemaal een zelfstandig leven gingen leiden. Een aantal daaruit:

·              1854, oprichting van de Nutsspaarbank, gaat in 1980 over in de Bondsspaarbank “West-Friesland” en later in de Fortis Bank.

·              1855, de Twisker naai- en breischool.

·              1857, de herhalingsschool ( avondonderwijs) start op 30 okt. Na felle discussie binnen het bestuur.

·              1859, oprichting van de openbare bibliotheek.

·              1859, de zangschool, het idee was reeds geboren in 1856 maar startte op 10 okt. De school.

·              1880, oprichting rederijkerskamer ( later de “Drie Leliën”).

·              1890, ’t Nut besluit bij te dragen in ’t schoolgeld van onvermogende ouders.

·              1917, centraal genootschap kinderherstellingsoorden en vakantiekolonies opgericht door ’t Nut van Twisk en Opperdoes.

·              1918, oprichting “Floralia”.

·              1919, oprichting voetbal – en korfbalclub.

·              1949, oprichting neutrale Nutskleuterschool. Deze gaat op 1 okt. 1982 samen met de Openbare Lagere school; de openbare basisschool “de

Klaverwoid”. De officiële opening is 14 jan. 1983.

·              1987,oprichting van de Neutrale Nuts Peuterspeelzaal “de Kabouterkring”.

·              1995, oprichting de historische vereniging “Twisca”.

 

Soms verdwijnen er ook weer afdelingen, door de tijd achterhaald, of opgegaan in een groter geheel, het Nut treurt daar niet om. Het doel is een samenleving waarin de mensen zich kunnen ontwikkelen. Het Nut is haar leden dankbaar voor de steun en zal zich blijven inzetten voor ’t gedachtengoed van Jan van Nieuwenhuijzen.


1875;  Vereniging “Uitspanning door Inspanning”.

 

Het aantal leden mag maximaal 11 zijn. Wat beoogt de vereniging ?. In artikel 2 staat: “ De vereniging stelt zich ten doel het bevorderen der geregelde uitdrukking van de gedachten”. Dat de vereniging geen grote bekendheid geniet, komt door artikel 11: “Op de ledenrust de zedelijke verplichting tot geheimhouding der Werkzaamheden, zoals die door de verschillende Leden worden verricht”.

 

 

1887;  Spoorweg Hoorn-Medemblik.

 

Het station werd geopend op 3 nov. 1887 en voor reizigers vervoer gesloten op 1 jan. 1936.

Het goederenvervoer bleef bestaan tot 1972. De eerst rit van de museumstoomtram was op23 mei 1968. Het gebouw is inmiddels eigendom van de stoomtram en is in de jaren ’90 gerestaureerd. Het heeft de status provinciaal monument.

 

 

1898;  Oprichting van het koninklijk fanfarekorps “Westfrisa”.

 

Het fanfarekorps is opgericht in oktober 1898. Het heeft het predicaat Koninklijk, wat in 2012 weer verlengt is voor 25 jaar.

 

 

1899;  Vereniging “Het witte Kruis”, afd. Twisk

 

De eerste vermelding is 1 juli 1899, de laatste 1985.

De doelstelling is o.a. “ter afwering van epidemische ziekten en tot hulpbetoon tijdens epidemieën. Besmettelijke ziekten te voorkomen en te beteugelen. Hulp te verleenen zoowel bij besmettelijke als bij gewone ziektegevallen en de algemene gezondheid te bevorderen.

Notabelen werden geacht bestuurslid te worden, vrouwen niet. Vrouwen mochten wel werkend lid worden.

Zie ook ons 1e jaarboek vanaf blz. 19.

 

 

1903;  De Stoomzuivelfabriek “Twisk”.

 

De zuivelfabriek treedt in werking op 21-07-1902, maar de officiële registratie was 3 maart 1903. De fabriek wordt weer gesloten  op 2 nov. 1951. Het verloop van de zuivelfabriek wordt uitgebreid besproken in ons 12e jaarboek vanaf blz. 28.

 

 

1909;  De zuivelfabriek “Rosita”.

 

De tweede zuivelfabriek “Rosita” was een initiatief van een klein aantal boeren, die aan de westkant van het dorp woonden. Zij vonden de afstand naar de andere fabriek te groot en richtten dus zelf een dagkaas fabriek op. Over de melkfabriek “Rosita wordt geschreven in ons jaarboek van 2007 vanaf blz. 42.

 

 

1924;  Bennemeer.

 Het Bennemeer diende vroeger tot boezem van het Ambacht De Vier Noorder- Koggen. Toen de eigenaar, de staten van Noord-Holland, aankondigde het meer te willen laten bedijken en droogmaken, vroegen Dijkgraaf en Heemraden van het ambacht, die het meer in erfpacht hadden, daartoe zelf octrooi aan. Dit werd verleend op 17 augustus 1629.

Ter compensatie voor de boezemverkleining, waarover door Oostwoud en Hauwert werd geklaagd, werd in 1634 een extra boezemmolen aan een nieuwe kolk nabij de zeedijk opgericht, gelijk met die ten koste van de polder De Brake, Poel en Wijmers en het Lichte water. De oppervlakte van de Bennemeerspolder bedraagt 119 ha, deels onder Abbekerk, deels onder Twisk.

De molen werd in 1926 afgebroken. Het is nog duidelijk zichtbaar hoe de sloot naar de molen liep en ook de verhoging waar de molen stond is nog zichtbaar.

De reden van sloop zou geweest zijn omdat de jeugd stenen in de vijzel gegooid zouden hebben

De molen was van het type Grondzeiler met een vlucht van 22.50 m. en de doorsnee van de vijzel was 1.50 m. De romp was een achtkantige bovenkruier, het kruiwerk was een Binnenkruier.

De bemaling werd meerdere generaties uitgevoerd door de fam. Spijker.

 

1943;  Bestvat.

Als in een dorp een herberg van eigenaar verwisselde, wilde de nieuwe kastelein een goede indruk maken en gaf hij met een gul gebaar een feest voor de jongeren, zijn toekomstige klanten. Hij nodigde alle ongehuwde jonge mannen van het dorp uit voor een ‘bestvat’. In hun mooiste uitgaanskledij trokken ze met de door hen meegebrachte meisjes rond de theetijd van drie uur naar de herberg. Daar ging het er aan toe als bij een gewone bruiloft. Van tevoren was afgesproken wie ceremoniemeester en wie voorzanger zou zijn. Men sprak, danste, zong, droeg voor en dronk onder zijn leiding. De kastelein schonk zijn ‘beste vat’ wijn. Dat het niet altijd de duurste wijn was, was niet van belang. Zodra er een fles leeg was, zongen de gasten ‘Moeder onze kraai is dood’. De gastheer wist niet hoe snel hij voor nieuwe drank moest zorgen. Tegen zessen zette men zich in de kolfbaan aan een overvloedige broodmaaltijd. Wilden de feestvierders daarna nog langer blijven, dan ‘lapten’ ze gezamenlijk voor de nieuwe dag, gingen ze met de pet rond voor de pianist en zetten ze het eten, drinken en vrolijk-zijn voort.


1966;  Het Twisker volkslied.

 

Dat Twisk een echt volkslied heeft zal bij velen niet bekend zijn, toch heeft het koninklijk fanfarekorps “West-Frisia” het gespeeld en wel tijdens het winterconcert op 13 februari 1965 in het café “Het Zwarte Paard” te Twisk.

Mogelijk zal dat gebeurd zijn op nadrukkelijke verzoek van de componist dhr. Melchert Schuurman, zoals hij stelde: “Ter nagedachtenis van mijn overgrootvader Jan Zijp mzn., burgemeester van Twisk van 1834 – 1847”, wat hij vermeld op het originele muziekstuk.

Het muziekstuk is aangekocht door de “Speelwagen” van het historisch genootschap “Oud –Westfriesland”.

 

Dhr. Schuurman werd geboren op 1 juni 1900 in Alkmaar en was ook zelf op de avond aanwezig. In die periode was hij zeer actief bezig met zijn familiebanden naar de familie Zijp. Hem werd dan ook diverse keren gevraagd of hij van de Twisker Zijpen afkomstig was of van de Abbekerker tak.

 

 

_____________________________________________________________________________________________________________________________

 

 

 

 

Wij zullen hieraan blijven werken, maar staan altijd open voor aanvullingen en correcties, via twisca@live.nl  of direct naar een van de bestuursleden.